Hoe denken katten? Wat gaat er om in het hoofd van de kat? Onderzoek naar cognitieve functies zoals waarnemen, leren, onthouden, beslissen, redeneren, problemen oplossen en tellen is helemaal hot, en niet alleen bij mensen. Zo zijn er wereldwijd verschillende onderzoeksgroepen die onderzoeken hoe dieren denken en zijn er in de afgelopen 10 jaar heel veel artikelen over cognitie bij honden gepubliceerd. Onderzoek naar de denkwereld van katten is helaas zeldzamer.
Katten blijken niet heel coöperatieve onderzoekssubjecten en dat zal mede de reden zijn waarom er nog zo weinig onderzoek naar cognitie bij katten gedaan is. In de woorden van Adám Miklósi, een van werelds voornaamste onderzoekers op het gebied van hondencognitie: “We hebben één studie met katten gedaan, en dat was genoeg”. Een van de redenen hiervoor is ongetwijfeld het feit dat katten moeilijker te trainen zijn dan honden. Honden zijn van oorsprong gefokt om samen te werken met mensen en dit vergemakkelijkt de training.
Maakt dit de hond intelligenter dan katten? Je kunt onmogelijk het ene dier intelligenter noemen dan de ander. Ieder dier is namelijk op unieke wijze aangepast aan zijn omgeving en op een unieke wijze toegerust om problemen in zijn omgeving op te lossen. Zoals de Engelse kattengedragsdeskundige John Bradshaw zegt: “Ik zou een vreselijke kat zijn!” Iedere soort heeft die vaardigheden ontwikkeld die het nodig heeft om te overleven. Als een dier niet blijkt te kunnen tellen, is het dan minder intelligent dan een dier dat wel kan tellen? Misschien is tellen wel helemaal niet relevant voor die betreffende soort. Of is het juiste experiment nog niet bedacht. Een experiment moet uiteraard wel passen bij het gedrag of de zintuiglijke vermogens van de betreffende soort.
Onderzoek tot op heden laat zien dat katten kunnen leren, dat doen ze op verschillende manieren maar voornamelijk via conditionering; het leggen van associaties en verbanden. Ze snappen ook dat iets dat uit het zicht is nog steeds bestaat (objectpermanentie, een belangrijke cognitieve mijlpaal voor kinderen). Als je een object achter een obstakel laat verdwijnen gaan ze namelijk achter de hindernis zoeken. Dit vermogen en het feit dat ze kunnen leren, betekent dat katten dus ook een geheugen hebben. Ze zijn volgens de huidige inzichten echter niet in staat tot om onderscheid te maken tussen aantallen, in tegenstelling tot vissen voor wie tellen blijkbaar van groot belang is. Vissen zijn zeer sociale dieren die elkaar moeten volgen in grote scholen. Katten, aan de andere kant, stammen af van een solitair voorouder.
Als laatste een leuk feit over de ruimtelijke oriëntatie van katten. Katten vormen een mentale kaart van hun omgeving, maar dit blijkt een kaart waarop de kat zelf het middelpunt is, ze nemen zichzelf als referentie. In plaats van het in kaart brengen van herkenningspunten (de boom staat links van de schuur, de schuur staat achterin de tuin), zoals wij dat doen, maakt de kat een mentale kaart met zichzelf in het midden en al het andere ten opzichte van zijn eigen positie (links van mij, rechts van mij). Het gevoel van ruimte van een kat wordt daarom ‘egocentrisch’ genoemd. Wil je meer lezen over cognitieonderzoek bij katten, dan vindt je hier een overzichtsartikel, inclusief referenties.
Deze column verscheen eerder op AnimalsToday.